Ondertitel | Sport en politiek in het Olympische jaat 1980 |
Schrijver | Rolf Bos |
Bespreking door |
Guus Mater |
Nijboer twijfelde niet over Moskou: “Gerard, je doet aan topsport, je moet gaan.”
De Olympische Spelen van 1980 in Moskou zijn de Spelen van Gerard Nijboer. De zilveren medaille die Nijboer op de marathon behaalde, is nog steeds een unieke prestatie. Goud kreeg een manlijke beoefenaar van de atletiek in Nederland tot voor de huidige Spelen van Parijs nooit omgehangen.
De Spelen van 1980 zijn ook die van een boycot. De Verenigde Staten en een aantal westerse landen doen niet mee vanwege de inval van de Sovjetunie in Afghanistan. Nederland volgt dat voorbeeld niet. Het Nederlands Olympische Comité (NOC) gaat in tegen premier Van Agt. “Ik zou niet in Moskou gaan fietsen” verklaart wielerliefhebber Van Agt eind januari 1980.
Het zijn de eerste woorden in “Russische Spelen, sport en politiek in het olympisch jaar 1980” van Rolf Bos (Querido Facto, 336 pagina’s 24,50 euro). Het boek bevat zeer lezenswaardige verhalen, waarin atletiek een passende rol speelt. Bij de presentatie van het boek, begin juni in het Olympisch Stadion in Amsterdam, is Nijboer (68 en fit ogend) prominent aanwezig.
Door de afwezigheid van de Amerikanen, West-Duitsers en Japanners zijn de Spelen aanzienlijk minder sterk bezet dan bij eerdere Spelen. Atletiek, zwemmen en turnen - de hoofdsporten - zijn zwaar gedevalueerd. Dat geldt ook voor andere takken van sport. Het is voor de Nederlandse hockeyers aanleiding dat “scholierentoernooi” links te laten liggen.
Nijboer wordt gezien als een kandidaat voor een medaille. Al heeft de psychiatrisch verpleegkundige zelf zijn twijfels. Zijn overwinning in de marathon van Amsterdam, krap vier maanden eerder, is internationaal niet onopgemerkt gebleven. Door die prestatie ontvangt hij een uitnodiging voor een halve marathon in Guatemala, waar hij een virus oploopt dat hem in Moskou nog parten speelt.
“Hij is nog even op Texel geweest om te trainen, waar hij nota bene door de hond van ultraloper Jan Knippenberg is gebeten”, schrijft Bos. “Hij voelt zich verre van sterk. Hij ziet er vermagerd uit. De spiegel in de atletenkamer in Moskou heeft hij afgedekt. Hij wil zichzelf in deze toestand niet zien. Dus favoriet, nou nee.”
Volgens kenners is het parcours snel. Amerikanen en Japanners zijn er niet bij. Algemeen wordt de Amerikaan Bill Rodgers op dat moment als ‘s werelds beste marathonloper beschouwd. Het is de Deen Jorn Lavenborg die onmiddellijk na het verlaten van het stadion er tussenuit gaat en na vijf kilometer een voorsprong van 22 seconden heeft. Zijn vlucht is vergeefs. Bij het Kremlin gaat de Rus Vladimir Kotov naar voren, titelverdediger Waldemar Cierpinski uit de DDR haalt hem terug. De Mexicaan Rodolfo Gomez probeert het en voert ruim een half uur het deelnemersveld aan.
Nijboer zegt later dat hij niet in de gaten had dat Gomez was ontsnapt. Hij mist een verversing, doordat Cierpinski voor hem alle drinkbekers van tafel slaat. Nijboer komt in een tweede groep terecht met de Fin Lasse Viren en Karel Lismont. De gereputeerde Belg, internationaal gelauwerd, spreekt hem aan en dat geeft Nijboer vertrouwen. Hij versnelt, passeert Gomez en ontdoet zich vervolgens van drie Russische lopers. Hij ligt tweede. Op de streep is het verschil met Cierpinski, die als eerste in de historie zijn olympische titel prolongeert, zeventien seconden.
Een boycot is voor Nijboer nooit echt aan de orde geweest. “Ik vind het terecht dat ik ben gegaan”, zegt Nijboer in het boek. “Ik heb getwijfeld, maar toen het NOC definitief toezegde wel te gaan, heb ik voor mezelf besloten: Gerard, je doet aan topsport, je moet gaan.” Een telefoontje van PvdA-Kamerlid Ed van Thijn heeft daarbij mogelijk geholpen. Net terug uit Guatemala, waar Nijboer schendingen van mensenrechten heeft meegemaakt, vraagt Van Thijn of hij wil overwegen vanwege mensenrechten van deelname in Moskou af te zien. Nijboer antwoordt of Van Thijn niets aan de toestand in Guatemala wil veranderen. Waarop Van Thijn in de herinnering van de atleet zegt dat dat een ver land is en dat we er weinig aan kunnen doen.
Iets minder dan een jaar voor de Spelen loopt Nijboer zijn eerste marathon. Enschede, de oudste marathon van Nederland, is voor de man uit het oosten van het land een vertrouwde omgeving. Toevallig is het ook mijn eerste marathon. Als verslaggever van het ANP kan ik in een busje met collega’s de koplopers volgen. Ik zie hoe de Amerikaan Kirk Pfeffer na dertig kilometer op het bochtige klinkerparcours na Haaksbergen afstand neemt van de kopgroep en overtuigend wint (2:11.50). Nijboer wordt Nederlands kampioen in 2:16.48, vijfde in de wedstrijd. Het staat de atleet, vijfenveertig jaar later nog scherp bij, blijkt tijdens de presentatie van het boek. Het is in 1979 de laatste keer dat vrouwen in Enschede niet mogen meedoen.
In april 1980 heeft Nijboer in Amsterdam echt een naam als marathonloper verworven. Een mooie loper is hij nooit geweest, daarvoor is de pas te plomp. Soepel gaat het nooit, want het ontbreekt hem aan lenigheid. Maar Gerard is verliefd op Carry en dat moet hem vleugels hebben gegeven. Het keerpunt in Nes aan de Amstel is net gepasseerd of Nijboer loopt alleen op kop. Hij wordt omringd door fietsen, motoragenten en bromfietsen. Uitlaatgassen lijken hem niet te deren. Hij weet dat de olympische limiet op 2:14 staat en zijn oudere Daventria-clubgenoot Roelof Veld heeft hem verteld dat die tijd haalbaar is. Nijboer voelt zich kiplekker in de hoofdstedelijke chaos, legt de klassieke afstand af in 2:09.01. Dat is op dat moment de op een na beste tijd van de wereld. Alleen de Australiër Derek Clayton was in 1969 in Antwerpen sneller (2:08.34).
Er was meer in Moskou dat jaar. De stadions zitten er vol, maar het publiek reageert bepaald onvriendelijk als buitenlandse sporters het goed doen. Ook de vrienden van het Oostblok moeten het ontgelden. Dat heeft Wladyslaw Kozakiewicz ervaren. Met een wereldrecord (5,78 meter) wint de Pool het polsstokhoogspringen. Bij iedere poging wordt hij overvallen door een striemend fluitconcert. Eerste poging over 5,78: “Het publiek fluit, joelt. Kozakiewicz sprint en springt en klimt en klimt. Maar dan raakt hij de lat met knie en heup, even lijkt de lat te blijven liggen, maar dan valt hij toch. Het publiek lacht hem uit. De tweede poging lukt wel.” Bij zijn landing maakt hij een gebaar naar het publiek. Middelvinger. Fuck you. In Polen heeft iedereen dat op televisie gezien. De geste van Kozakiewicz wordt beoordeeld als verzet tegen de Russen, het wordt een symbool van de vrijheidslievende Pool. In de ogen van zijn landgenoten groeit Kozakiewicz uit als de Tommie Smith van Polen. “Een obsceen gebaar als een vuist in de lucht.”
De Britse premier Margaret Thatcher had graag gezien dat haar land de boycot van de Amerikanen had gevolgd, maar het nationale olympische comité hield de poot stijf. Thatcher trekt daarop alle financiële steun voor olympische sport in. Bij een boycot waren de legendarische races van Sebastian Coe en Steve Ovett ons onthouden. Coe is de nette student uit Sheffield, die altijd met twee woorden spreekt. Ovett, de bad boy uit Brighton, die niet met de pers praat en die vlak voor de finish al naar het publiek zwaait, ook als een record kan worden gelopen.
In de Battle of Britain ben je voor Coe of Ovett. In een rommelige race wint de iets oudere Ovett verrassend de 800 meter. Wereldrecordhouder Coe, die doorgaans drie seconden sneller is dan zijn opponent, loopt een suffe race en wordt maar net tweede. De media, zeer pro-Coe, zijn teleurgesteld. Op de 1500 meter revancheert Coe zich. Ovett wordt achter de DDR-loper Jürgen Straub, derde. De foto van Mark Shearmen is iconisch: “de armen wijd, de mond half open, het gezicht naar de hemel gekeerd.”
Moskou gaat de geschiedenis in als de schoonste Olympische Spelen, schrijft Bos. De controles leveren nu geen enkel positief plasje op, terwijl er toch stevig in apparatuur was geïnvesteerd. Inmiddels weten we wel beter, zeker na de val van de Muur. Doping is overal. Nergens is het gebruik van ongeoorloofde stimulerende middelen zo goed gedocumenteerd als in de toenmalige DDR, dat na de Sovjetunie in Moskou de meeste medailles behaalde: 126 tegen 195, 47 goud tegen 80.
Het DDR-dopingprogramma zit zo goed in elkaar, dat er zelden sporters op doping worden gepakt. Nadat kogelstootster Ilona Slupianek in 1977 tegen de lamp loopt, wordt de interne controle in het Staatsplanthema 14.25 verscherpt. (Na haar schorsing wint Slupianek in Moskou gewoon goud). Kijk en luister maar naar de atletes en zwemsters. Ze hebben een bariton, zijn opvallend gespierd en hebben haar op onverwachte plekken. “En de benen passen niet bij het kontje”, zoals vijfkampster Sylvia Barlag, tiende in Moskou, anno 2024 hoog in World Athletics, constateert.